Grote multinationale bedrijven vormen vandaag ongetwijfeld de grootste bedreiging voor het leven van de vredesgemeenschap en andere campesino’s in de sierra’s van Abibe. Maar liefst twaalf megaprojecten zitten hier in de pijplijn. Het is duidelijk dat dit ook de belangrijkste reden is waarom de machthebbers de vredesgemeenschap hier weg willen.
Vanzelfsprekend zijn er veel factoren die tot het conflict in Colombia hebben geleid, maar het bezit van grond is toch zonder twijfel één van de belangrijkste. Wat ooit officieel begon als een politiek conflict tussen conservadores (rechts) en liberales (links) stond niet los van het feit dat een elite van 3% eigenaar was van de helft van de landbouwgrond. Dit mondde in 1948 uit in een hevige burgeroorlog, ‘la violencia’. In tien jaar tijd kwamen minstens 300.000 mensen om. De vrede die in 1958 eindelijk werd gesloten tussen de partijen, zorgde ervoor dat beide politieke partijen om de vier jaar de macht zouden krijgen, onafgezien van verkiezingen. Dat maakte dat nieuwe partijen, waarvan de communistische degene was die het meest aan populariteit won, geen enkele kans had om deel uit te maken van het bestuur. Daarenboven was aan de ongelijke verdeling van land geen afdoende oplossing geboden. Dat heeft het ontstaan van de guerrillagroepen in de hand gewerkt, die opkwamen voor het recht van het volk op een leven in waardigheid, en tegen het grootgrondbezit en de uitverkoop van het land aan multinationale ondernemingen waren. Als antwoord op de guerrilla-groepen ontstonden de paramilitairen, vaak daarvoor privé-bewaking van de grootgrondbezitters en vanaf het begin nauw samenwerken met leger en politie en voor dezen vaak de ‘vuile taken’ uitvoeren.
Om een bron van inkomsten te hebben begonnen zowel guerrilla als paramilitairen met criminele activiteiten, eisten ze belastingen van het gewone volk en ontstond de drugsindustrie. De strijd van de guerillagroepen en de paramilitairen ging steeds minder over het nastreven van hun idealen en het opkomen voor zichzelf, en steeds meer over macht, geld en vooral grond. Vooral de regio’s die vruchtbaar zijn, rijk aan grondstoffen of strategisch belangrijk hebben het hard te verduren.
Een van die gegeerde streken zijn de sierra’s van Abibe, waar de vredesgemeenschap leeft. Hier is namelijk alles. De bodem is zeer vruchtbaar en is rijk aan grondstoffen, zoals steenkool en olie. Bovendien is deze streek zeer strategisch gelegen, vlak bij de grens met Panama, en tussen de Atlantische en Pacifische Oceaan. Het geweld tegen de vredesgemeenschap heeft duidelijk niet alleen te maken met hun alternatieve en uitgesproken visie op het conflict, maar ook met de gigantische rijkdommen onder de grond. Wie vandaag deze gronden bezit en morgen kan doorverkopen aan multinationale ondernemingen kan veel geld verdienen. Tien kilometer ten noorden van San Josécito is steenkool gevonden. Ook in de buurt van twee andere nederzettingen La Esperanza en La Christalina zit steenkool. Er blijkt ook goud, coltan en kalksteen te zijn. Regelmatig worden boeren die hun gronden niet willen verkopen, bedreigd en bang gemaakt.
Al sinds 1997 azen onder andere Koreaanse bedrijven op deze gronden om er gigantische steenkoolmijnen te openen. Ze eisen wel van de Colombiaanse overheid dat er ‘orden publico’ is, geen sociale onlusten dus. In ruil voor de concessie willen ze een grote weg aanleggen van Urabá naar Medellin.
Maar voor de campesinos zullen deze open pit mijnbouwprojecten grote gevolgen hebben. Ze zijn voor hun levensonderhoud afhankelijk van het water uit de bronnen hoog in de sierras. Die zullen de volgende jaren door de klimaatverandering nog veel belangrijker worden. De biodiversiteit is hier enorm. Als de bronnen zelf of de rivieren door de mijnbouw zwaar vervuild of opgedroogd zijn, zullen de campesinos geen andere keuze hebben dan ergens anders naartoe te gaan. Waarnaartoe? Niemand die het weet. Als je een kaart van Colombia bekijkt met daarop de concessies voor goud-, petroleum-, of steenkoolontginning, lijkt heel Colombia wel in de uitverkoop. Een aantal concessies zijn al ouder, maar heel veel zijn verleend onder de vorige president Uribe.
Voor de mensen van de vredesgemeenschap is opnieuw vertrekken geen optie. Velen van hen zijn al een aantal keer helemaal opnieuw moeten beginnen op een andere plaats. Ze zijn vastberaden om te blijven en de mijnbedrijven zo lang mogelijk buiten te houden. Om die reden kopen ze gronden altijd als gemeenschap, en niet individueel. Het is veel moeilijker om een hele gemeenschap te bedreigen om hun grond te verkopen. Ze hopen in de toekomst een aantal van de belangrijkste waterbronnen te kunnen kopen om die zo te vrijwaren van vervuiling.
Hun resolute weigering om hun gronden af te staan is duidelijk een doorn in het oog van vooral de paramilitairen, die intussen het grootste deel van het gebied onder controle hebben. Het is vooral om deze reden dat de leden van de vredesgemeenschap te lijden hebben onder constante bedreigingen en nog steeds schendingen van mensenrechten, zoals het vernietigen van oogsten, valse beschuldigingen, onterechte aanhoudingen, etc…
De mijnen zijn niet de enige bedreiging voor de vredesgemeenschap. In Turbo, hier vlakbij, wil men de grootste cargohaven van Colombia bouwen. Als alles gaat zoals gepland, zullen de werken in maart 2016 van start gaan. Via de nieuwe Puerto Antioquia zullen alle producten uit Centraal-Colombia worden verscheept, die vandaag nog via de haven in Cartagena zo’n 100 kilometer noordwaarts gaan.
Maar de haven is ook van strategisch belang voor de mijnbouwbedrijven. Evenals de geplande aanleg van verschillende grote wegen. Voor de inwoners van Apartado zal de haven vooral veel extra vrachtverkeer betekenen, veel vervuiling en een pak nieuwe sociale problemen. Zelfs de grote bananenplantages zullen moeten verdwijnen voor de industrie.
De privatisering van het water behoort ook tot het lijstje van megaprojecten. Dit wil men onder andere kunnen verhandelen op drogere plaatsen in en buiten Colombia.
De politici beloven dat deze megaprojecten veel werk zullen verschaffen, en in een stad met een zeer hoge werkloosheidsgraad slaat deze boodschap aan. In oktober dit jaar zijn het lokale en departementele verkiezingen, en de leuzes klinken bij zowat elke partij hetzelfde: vooruitgang, ontwikkeling, werk. Over welke soort vooruitgang of ontwikkeling het gaat, vertellen ze er niet bij.
Op het moment dat wij in San Josécito zijn, vernemen we dat de president naar Apartado komt. We zoeken uit waar hij precies is, en rijden ernaartoe. We geraken er echter niet binnen. De veiligheidsmaatregelen zijn ongemeen streng. Overal staan politie en militairen. Onze taxi mag niet vlak voor de ingang van het park stoppen, hij moet ons een honderdtal meter verder afzetten. Enkel wie op een lijst staat, mag binnen. Zelfs gewone Colombianen krijgen zo niet de kans om hun eigen president te zien. Zijn speech is wel volledig te volgen via de radio. En nadien staat hij ook online op de website van de president. Het gaat helemaal over de positieve impact van de megaprojecten voor de bevolking.
Als we met mensen in de stad praten, verbaast het mij dat velen deze praatjes geloven. 70% van de werkende bevolking werkt hier op de bananenplantages van multinationale fruitbedrijven. Na jarenlange uitbuiting en ongezonde werkomstandigheden – sommige arbeiders werken zonder bescherming op het veld terwijl er vanuit vliegtuigen pesticiden worden gesproeid – zouden ze toch beter moeten weten?
Intussen zijn er in Havanna ook vredesgesprekken aan de gang tussen de overheid en de FARC. Dat is op zich positief, maar de campesinos geloven niet in een echte vrede. Ze zijn vooral bang dat deze de deuren wagenwijd zal openzetten voor de transnationale bedrijven. Dit zou voor velen het begin betekenen van een nieuwe strijd, deze keer geen binnenlandse terreur, maar een strijd tegen machtige economische tegenstanders van buitenaf.